‘Onvoorstelbaar!’ denk ik soms bij deelnemers aan een presentatietraining. En niet alleen bij hen, maar ook vaak bij sprekers in het echt. Hoe slecht voorbereid sommigen het podium betreden. Misschien dat het met de inhoud van het verhaal nog wel goed zit, maar met het gebruik van het hulpmiddel – tegenwoordig doorgaans de beamer (lees: ‘powerpointpresentatie’) – is het veelal abominabel gesteld.
Onlangs deed zich in een training het volgende voor. De spreker kwam op, alles stond startklaar: de kennismakingsslide en het logo van zijn organisatie waren al te zien. Tot zover niks mis mee. En op zich was zijn presentatie van 10 minuten niet eens zo slecht, maar het publiek kreeg in die tijd 25 à 30 sheets voorgeschoteld, met veel tekst en weinig plaatjes. Bij sommige sheets dacht ik met een oogtest bezig te zijn. Teveel woorden en te klein. Omdat ik het toch wilde ontcijferen, hoorde ik niet meer wat hij vertelde. Ik begon me eigenlijk te vervelen maar ik was nieuwsgierig naar de kwaliteit van mijn ogen. Ik las dus verder en ontdekte een klassieke kanjer van een spelfout. Toen had ik mijn spelletje ontdekt en ging naarstig op zoek naar meerdere missers. Tenslotte had ik me toch nog geamuseerd. Waar de presentatie over ging? Geen idee!
Stel, er had iemand van een concurrerende organisatie meegedaan, op een congres of conferentie en die had met enkele prima slides een zinnige visuele ondersteuning gegeven… Dan weet ik wel naar wie de credits waren gegaan. Hoe meer geschreven tekst bij een presentatie, hoe minder er blijft hangen. Het geschreven woord is geen visualisatie, het maakt de boel alleen maar abstracter. Bovendien komt het publiek niet naar een spreker om te lezen.
Ergo, presentaties varen wel bij het gesproken woord en soms zeggen enkele echte plaatjes ook een hoop.
Presenteer meer met minder
‘Onvoorstelbaar!’ denk ik soms bij deelnemers aan een presentatietraining. En niet alleen bij hen, maar ook vaak bij sprekers in het echt. Hoe slecht voorbereid sommigen het podium betreden. Misschien dat het met de inhoud van het verhaal nog wel goed zit, maar met het gebruik van het hulpmiddel – tegenwoordig doorgaans de beamer (lees: ‘powerpointpresentatie’) – is het veelal abominabel gesteld.
Onlangs deed zich in een training het volgende voor. De spreker kwam op, alles stond startklaar: de kennismakingsslide en het logo van zijn organisatie waren al te zien. Tot zover niks mis mee. En op zich was zijn presentatie van 10 minuten niet eens zo slecht, maar het publiek kreeg in die tijd 25 à 30 sheets voorgeschoteld, met veel tekst en weinig plaatjes. Bij sommige sheets dacht ik met een oogtest bezig te zijn. Teveel woorden en te klein. Omdat ik het toch wilde ontcijferen, hoorde ik niet meer wat hij vertelde. Ik begon me eigenlijk te vervelen maar ik was nieuwsgierig naar de kwaliteit van mijn ogen. Ik las dus verder en ontdekte een klassieke kanjer van een spelfout. Toen had ik mijn spelletje ontdekt en ging naarstig op zoek naar meerdere missers. Tenslotte had ik me toch nog geamuseerd. Waar de presentatie over ging? Geen idee!
Stel, er had iemand van een concurrerende organisatie meegedaan, op een congres of conferentie en die had met enkele prima slides een zinnige visuele ondersteuning gegeven… Dan weet ik wel naar wie de credits waren gegaan. Hoe meer geschreven tekst bij een presentatie, hoe minder er blijft hangen. Het geschreven woord is geen visualisatie, het maakt de boel alleen maar abstracter. Bovendien komt het publiek niet naar een spreker om te lezen.
Ergo, presentaties varen wel bij het gesproken woord en soms zeggen enkele echte plaatjes ook een hoop.
Auteur: Jeu Consten